Het Geheimboek van Johannes

Eerste deel

De Vader, de moeder Barbelo en de Christus Zoon, gevolgd door de vier dienaren van de Zoon en de schepping van de eerste Grote Mens. in zijn zuiverste vorm

In de zijlijn commentaren  en opmerkingen en afbeeldingen ter opvulling van de verhaallijnen


Het geheimboek van Johannes

 

Ik ben altijd met jullie. Ik ben de Vader, ik ben de Moeder, ik ben de Zoon. 
Ik ben Hij die altijd is, de Onbedoezelde, omdat er niemand is die gemeenschap met Hem heeft.
Nu ben Ik gekomen om je duidelijk te maken wat is, wat was en wat moet geschieden, opdat je het onzichtbare en het zichtbare kent en om je in te lichten over de Volmaakte Mens.
hef daarom nu je gezicht op, luister en begrijp wat ik je vandaag zal zeggen, opdat ook jij het verkondigt aan je geestverwanten, die uit het onwankelbare geslacht van de Volmaakte Mens zijn, en opdat ook zij kennis hebben.


De Vader.

Hij zei tot mij: Aangezien de Monade alleenheerschappij impliceert, is er niemand die over Hem heerst: (Hij is) de ware God, de Vader van het Al, de heilige Geest, de Onzichtbare die over het Al is, die in Zijn onvergankelijkheid bestaat en woont in het zuivere licht, dat geen ogenlicht kan schouwen.

Het is niet juist zich Hem, de Geest, als een god of iets dergelijks voor te stellen, want Hij overtreft de goden. Hij is een begin zonder begin, want voor Hem was er niets. En Hij heeft ook niets nodig: Hij heeft geen leven nodig, want hij is eeuwig; hij heeft niets nodig, want Hij is onvolmaakbaar, daar Hij helemaal niet nodig had volmaakt te worden, maar te alle tijden geheel Volmaakt is.


God als Vader, Moeder en Zoon

Het geschiede nu op een van deze dagen, toen Johannes, de broer van Jacobus – dat zijn de zonen van Zebedeüs -, naar de tempel kwam, dat een farizeeër, Arimanias genaamd, op hem toetrad en tegen het zei: ‘Waar is je meester, wiens volgeling je was?’ Hij zei tot hem: Waar Hij vandaan gekomen is, daarheen is Hij terug gegaan’.

De farizeeër zei tot hem: ‘Deze Nazireeër heeft jullie door bedrog op een dwaalspoor gebracht, jullie oren met leugen gevuld, jullie harten afgesloten en jullie afgebracht van de overleveringen van jullie vaderen.’

Toen ik dat hoorde keerde ik mij van het heiligdom af (en ging) naar de berg, naar een eenzame plaats en zeer bedroefd zei ik: Hoe werd toch de verlosser aangesteld en waarom werd hij naar de wereld gezonden door zijn Vader die hem gezonden heeft? En wie is zijn Vader? En wat voor eon is het waar wij heen zullen gaan? Hij heeft ons wel gezegd: ‘Deze Eon heeft de gestalte van die onvergankelijke eon aangenomen, maar hij heeft ons niet duidelijk gemaakt wat de aard daarvan is’

Op het moment dat ik dit dacht gingen de hemelen open en de hele schepping die onder de hemel is, straalde in Licht en de hele wereld (schudde). Ik was bevreesd en wierp mij neer. En zie, aan mij verscheen een kind. Toen ik echter zag dat de gestalte een oude man was en dat er licht in was, keek ik er wel naar, maar ik begreep dit wonder niet. Als er een veelvormige gestalte in het licht is, verschenen haar vormen dan door elkaar heen? Als er één gestalte is, hoe kan zij dan drie verschijningsvormen hebben

Hij zei tot mij: ‘Waarom twijfel je?’ vervolgens zei hij: ‘Sta je dan vreemd tegenover deze verschijning?’

Wees niet kleinhartig, Ik Ben Al wat is. Hij is een licht. Hij is onbegrensbaar, omdat er niemand vóór Hem was op hem te begrenzen. Hij is de ongedifferentieerde omdat er niemand vóór Hem was om Hem te differentiëren; en de onmetelijke omdat er geen ander, die vóór Hem bestond, hem gemeten heeft. De Onzichtbare omdat niemand Hem gezien heeft; de eeuwige die er altijd is; de onuitsprekelijke omdat niemand in staat is geweest Hem in woorden uit te drukken; de onbenoembare, omdat er niemand was om Hem een naam te geven.

Hij is het onmetelijke licht, de reine, heilige Zuiverheid, de onuitsprekelijke, die onvergankelijk volkomen is. Hij is noch volmaaktheid, noch zaligheid, noch goddelijkheid, maar iets dat voortreffelijker is dan die dingen. Hij is noch oneindig, noch begrensd, maar iets dat voortreffelijker is dan die dingen. Want hij is niet lichamelijk en niet onlichamelijk, Hij is niet groot en niet klein, Hij heeft geen kwantiteit, en geen kwaliteit, noch is iemand in staat Hem te begrijpen. Hij is in het geheel niet iets wat bestaat, maar iets dat voortreffelijker is dan die dingen, niet in de (eigenlijke) zin van voortreffelijk, maar in die van geheel op zichzelf staand. Hij heeft geen deel aan de eeuwigheid, tijd is niet wat bij Hem hoort. Want wie deel heeft aan de eeuwigheid, is door anderen daartoe gereed gemaakt en tijd werd Hem niet toebedeeld, daar hij niets ontvangt van een ander die toebedeelt. En Hij heeft geen behoefte; vóór Hem is er in het geheel niets.

Hij die naar zichzelf vraagt in de volmaaktheid van het licht, begrijpt het zuivere licht:

De onmetelijke grootheid
de eeuwige, de schenker van de eeuwigheid,
Het Licht, de schenker van het Licht,
het leven, de schenker van het leven,
de Gelukzalige, de schenker van gelukzaligheid,
de Gnosis, de schenker van Gnosis,
de altijd Goede, de schenker van het goede, de bewerker van het goede – en dat niet omdat hij heeft, maar omdat Hij geeft!
De ontferming, die ontfermd, de genade die genadig is, het onmetelijke Licht.

Wat zal ik u over hem zeggen, de Onbegrijpelijke, zeggen, die de gestalte van Licht is  (Alleen) naar gelang ik zelf kan begrijpen! Wie zal Hem ooit begrijpen? Zoals ik Hem zal kunnen (begrijpen, zal ik) met u spreken.

Zijn Eon is onvergankelijk, in rust, in stilte rustend Hij die vóór het Al bestaat, is het hoofd van elke eon, als er al iets anders bij hem is. Want niemand van ons weet wat bij de Onmetelijke is, behalve hij die in hem gewoond heeft. Hij is het die deze dingen heeft gezegd.


De Moeder

Hij (de Vader is het) die zichzelf kent in zijn eigen Licht, dat Hem omringt, dat de Bron van het levende water is, het Licht vol zuiverheid. De bron van de Geest liet het levende water uitstromen en voerde het koor van alle eonen en allerlei werelden aan. Hij begreep dat het zijn eigen beeld was, toen Hij het zag in het heldere lichtwater dat Hem omgaf. En zijn gedachte werd iets zelfstandigs, manifesteerde zich en stond voor Hem vanuit de straling van het Licht.

Dit is de kracht die zich voor het Al manifesteerde. Dit is de volmaakte voorzienigheid   van het Al, het Licht, de gelijkenis van het Licht, het beeld van de Onzichtbare. Dit is de Volmaakte kracht, Barbelo, de volmaakte eon der heerlijkheid. Zij verheerlijkt Hem omdat zij door Hem tevoorschijn is gekomen, en zij kent Hem. Zij is de eerste gedachte, zijn beeld.

Zij werd de eerste Mens, namelijk de maagdelijke Geest, de driewerf mannelijke, die drie krachten, drie namen en drie verwekkingen heeft, de eon die niet verouderd, de man-vrouwelijke, die uit Zijn voorzienigheid is voortgekomen.

En Barbelo vroeg Hem haar voorkennis te geven en Hij stond dat toe. Toen Hij het toegestaan had, manifesteerde zich voorkennis. Zij stond daar met Gedachte, of te wel Voorzienigheid en verheerlijkte de Onzichtbare en de volkomen kracht, Barbelo, omdat zij door haar ontstaan was.

Wederom verzocht deze kracht haar Onvergankelijkheid te geven en Hij stond dat toe. Toen Hij het had toegestaan, manifesteerde zich Onvergankelijkheid. Zij stond daar met Gedachte en Voorkennis en verheerlijkte de Onzichtbare en Barbelo, omdat zij haar ontstaan was.

Zij verzocht haar Eeuwig Leven te geven en Hij stond dat toe. Toen Hij het had toegestaan, manifesteerde zich Eeuwig Leven en zij stonden en verheerlijkte Hem en Barbelo omdat zij dankzij haar ontstaan waren uit de manifestatie van de Onzichtbare Geest.

Dit is het vijftal eonen van de Vader, d.w.z. de eerste Mens, het beeld van de Onzichtbare.
Dit is Barbelo, met Gedachte, Voorkennis, Onvergankelijkheid en Eeuwig Leven. Dit is (samen met wat nu volgt) het man-vrouwelijke vijftal, d.w.z. het tiental eonen, namelijk de Vader en wel de onverwekte Vader.


De Zoon

Barbelo keek gespannen naar Hem (de Vader), deze lichtende Zuiverheid en zij keerde zich tot Hem.
zij baarde een Lichtvonk ( die leek op het gelukzalige Licht), maar daaraan in grootheid ongelijk was. Dit is de eniggeborene, die door de Vader verscheen, de goddelijke Zelfverwekte (Autogenes), de Eerstgeboren Zoon van het Al, van de Geest van het zuivere Licht.

De Onzichtbare geest nu, verheugde Zich zeer over het Licht dat ontstaan en als eerste verschenen was uit de eerste kracht. Dat is zijn Voorzienigheid, Barbelo. En Hij zalfde het met zijn goedheid, zodat het Volmaakt, zonder gebrek en Christus (gezalfde, of: goed) is omdat het met de goedheid van de Onzichtbare Geest was gezalfd. Hij ( de Geest) stortte zich op hem uit en hij ontving de zalving door de maagdelijke Geest. Hij stond voor Hem en verheerlijkte de onzichtbare Geest en de volmaakte Voorzienigheid, door wie hij tevoorschijn was gekomen.

En Hij (de Zoon) verzocht aan Hem een medewerker te geven: Bewustzijn. Hij stond dat toe (en na de instemming) van de onzichtbare Geest manifesteerde Bewustzijn zich aan hem. En het stond daar met Christus en verheerlijkte hem en Barbelo. Al deze (eonen) nu, ontstonden in zwijgen en door denken alleen. De Onzichtbare Geest wilde iets maken en Zijn wil werd iets zelfstandigs en manifesteerde zich

Hij stond daar met Bewustzijn en het Licht en verheerlijkte Hem.

Het woord volgde de Wil, want door het woord heeft de Christus de goddelijke Zelfverwekte. alles geschapen. Eeuwig Leven en Wil, maar ook Bewustzijn en Voorkennis stonden daar en verheerlijkte de Onzichtbare Geest en Barbelo, omdat ze door haar ontstaan waren.

Door de Geest werd de goddelijke Zelfverwekte, de Zoon van Barbelo, volmaakt gemaakt, om bij de eeuwige maagdelijke onzichtbare Geest te staan. De Zelfverwekte God, Christus, heeft hij met grote eer geëerd omdat hij uit zijn eerste Gedachte ontstaan is, Hij die de onzichtbare Geest als God over het Al heeft geplaatst heeft. De ware God gaf hem alle macht en onderwierp aan Hem de Waarheid die zich in Hem bevond, opdat hij het Al zou kennen, hij, wiens naam slechts gezegd wordt tot en die Hem waardig zijn.

De vier dienaren van de Zoon

Uit het Licht, dat is Christus en Onvergankelijkheid ( door het Licht van de Vader) God, manifesteerde zich vier grote Lichten uit de Goddelijke Zelfverwekte om naast hen te staan.

Hert drietal: Wil, Gedachte en Leven; het viertal: genade, Begrip, Waarneming, Verstand. Genade hoort bij het eerste Licht Harmozel, die de engel des lichts is in de eerste eon; bij hem zijn drie eonen: Genade, Waarheid en Gestalte.

Het tweede licht is Oroiaël, die hij over de tweede eon heeft aangesteld; bij hem zijn drie eonen, namelijk Voorzienigheid, Waarneming en Herinnering.

Het derde licht is Daveithe, die hij over de derde eon heeft aangesteld; bij hem zijn de drie eonen namelijk; Begrip, Liefde, en Idee.

Het vierde Licht is Eleleth, die hij over de vierde eon heeft aangesteld; bij hem zijn de drie eonen, namelijk Volmaaktheid, Vrede en Wijsheid (Sophia).  Dat de vier Lichten die bij de goddelijke Zelfverwekker, Christus, staan, door het welbehagen van God, de onzichtbare Geest.

De Ware Mens

Uit Voorkennis en Volmaakt Bewustzijn ontstond door God, krachtens  het welbehagen van de grote onzichtbare Geest en het Welbehagen van de Zelfverwekte, de volmaakte ware Mens, de eerste verschijning.

Hij Noemde hem Adam en plaatste hem over de eerste eon, bij de grote God, de Zelfverwekker, Christus, in de eerste eon van Harmozel; en zijn krachten waren bij hem.

En de Onzichtbare Geest gaf hem een onoverwinnelijke geestelijke kracht.
Hij (Adam) zei; Ik verheerlijk u en prijs de onzichtbare Geest, want dankzij u zijn alle dingen ontstaan en alle dingen zijn op u gericht. Ik prijs u en de Zelfverwekte en de eonen (en) de drie, de Vader, de Moeder en de Zoon, de volmaakte Kracht.

Tweede deel

Geeft een omschrijving van de eenzijdige schepping van de Sophia en de gevolgen daarvan.

Het gaat tot aan de dierenriem, waarna Jaldabaoth over gaat tot de schepping zoals deels in Genesis beschreven staat.

De breuk in de godheid en de geboorte van de schepper.
(de Sophia schept eenzijdig)

Onze medezuster nu, (Sophia), Wijsheid, daar zij een eon is, dacht uit zichzelf een gedachte. En gedachtig aan de Geest en de eerste Gedachte wilde zij haar evenbeeld uit zichzelf tevoorschijn laten komen. Hoewel de Geest niet met haar ingestemd, noch het ook goed gekeurd had,, noch ook haar paargenoot ermee ingestemd had, namelijk de mannelijke, maagdelijke Geest. Ze vond dus haar gelijkgestemde niet toen ze ertoe over zou gaan (zichzelf) toestemming te geven, zonder het welgevallen van de Geest en het medeweten van haar eigen gelijkgestemde en zij voorbracht.

Wegens de ontuchtbaarheid die in haar was, kon haar gedachte niet vruchteloos zijn en haar maaksel kwam tevoorschijn, onvolkomen en lelijk van uiterlijk omdat ze hem zonder haar paargenoot gemaakt had. En hij leek niet op het uiterlijk van zijn moeder, daar hij een andere gestalte had.

Toen zij hem zag realiseerde zij zich dat hij een heel ander uiterlijk had, daar hij het achtereind van een slang en het gezicht van een leeuw bezat. Zijn ogen schoten vuur. Zij stootte hem van zich af, buiten die plaatsen, opdat niemand van de onsterfelijken hem zouden zien omdat zij hem in onwetendheid had voorgebracht. Zij verbond  met hem een lichtwolk en plaatse midden in de wolk een troon, opdat niemand hem zou zien, behalve de Heilige Geest, die Leven genoemd wordt, de Moeder van iedereen. En zij noemde hem Jaldabaoth. ( De Demiurg, schepper van de materie waarin wij  nu leven).

Het Pleroma van Jaldabaoth.

Dit is de eerste Heerser. Hij onttrok een grote kracht uit zijn moeder, verwijderde zich van haar, ging weg uit de plaats waar hij geboren was en nam bezit van een andere plaats. Hij schiep zich een eon die brandt met laaiend vuur, waar hij zich nu ( altijd nog) ophoudt.

En hij verenigde zich met de waanzin die bij hem is en verwekte de machten onder hem staan, twaalf engelen elk van hen in zijn eigen eon naar het voorbeeld van de onvergankelijke eonen.

 

En hij schiep voor elk van hen afzonderlijk zeven engelen en de engelen (schiepen op hun beurt) drie krachten zodat allen die onder hen staan 360 engelenklassen vormen, samen met de derde kracht, naar de gelijkenis van het eerste voorbeeld dat er voor hen was.

 

De Dierenriem

 

Toen nu de machten uit de (Demiurg), Oervader, de eerste Heerser van de duisternis tevoorschijn kwamen, uit de onwetendheid van hem die hen voortbracht. Dit zijn hun namen: de eerste ius Jaoth, de tweede is Hermas, die het oog van vuur is; de derde is Galila; de vierde is Jobel; de vijfde is Asonaios; de zesde is Sabaoth; de zevende is Kainan en Kae, die Kaïn genoemd wordt, dat is de zon; de achtste is Abiressine; de negende is Jobel en de tiende ia Hamoupiael; de elfde is Adonin; de twaalfde is Belias. Zij hebben echter alle ook andere namen, ontleend aan de begeerte en de toorn.

 

Al deze namen hebben echter ook andere, dubbele namen waarmee ze genoemd worden, namelijk enerzijds die hun gegeven zijn door de hemelse heerlijkheid en anderzijds die beantwoorden aan de manifestate waarheid van hun natuur.

En Sakias noemde hen deze namen om een onjuiste voorstelling van hun kracht te wekken. In de loop der tijden verwijderen zij zich en worden zwak, dan weer worden zij sterker en nemen toe.

En hij gaf bevel dat zeven koningen zouden heersen over de hemel en de vijf over de chaos van de onderwereld

Derde deel

De Planeten

Langzaam maar zeker leren we hoe de schepping werkelijk heeft plaatsgevonden en wie de schepper is, maar zeker ook hoe de ware Grote mens in deze schepping gevangen zit in een vergankelijk lichaam, terwijl we Zelf het onvergankelijke lichaam zijn.

deze Parade "de planeten" zal later worden toegevoegd


Deel vier.
De onwetendheid van de schepper en de boete van de Sophia

De onwetendheid van de schepper en de boete van Sophia

Hij keek naar de schepping onder hem en het grote aantal aan hem ondergeschikte engelen dat ui hem was ontstaan en hij zei tot hen: ‘Ik ben een jaloerse god, behalve mij is er geen’, waarmee hij reeds (gelijk al) te kennen geeft aan de ondergeschikte engelen, dat er een andere god is!
Want als er geen andere was, op wie zou hij dan jaloers (moeten) zijn?

Sophia (de Wijsheid), de moeder nu, begon rond te dwalen.

Toen haar volkomenheid verminderde, realiseerde zij zich haar tekortkoming, omdat haar paargenoot niet met haar ingestemd had.

En ik, (Johannes) zei: “Christus, wat is ronddwalen? “
Hij lachte en zei: ‘denk je dat het zo is zoals Mozes gezegd heeft: “over de wateren?” Nee, maar zij (Sophia), zag de boosheid en de afvalligheid die haar zoon overkomen waren. Ze deed boete en terwijl ze heen en weer ging in de duisternis der onwetendheid, begon ze zich te schamen en daar zij niet terug durfde te keren, ging ze heen en weer. Dit gaan en komen van haar is “ronddwalen”.

Toen nu, de Onbeschaamde (Jaldabaoth), een kracht aan zijn moeder ontnam, was hij onwetend van een menigte (Anderen), die zijn moeder te boven gaan. Want hij ( Jaldabaoth), zei dat zijn moeder de enige was die bestond. Hij zag (wel) de grote menigte engelen die hij geschapen had en voelde zich boven hen verheven.

Toe de moeder (de Sophia) echter inzag dat de misgeboorte der duisternis niet volmaakt was, omdat haar paargenoot niet met haar overeengestemd had, deed ze boete en weende hevig. En de broeders hoorden het gebed van haar boete en smeekten voor haar. De Heilige onzichtbare Geest stond het toe.

Nadat nu de onzichtbare Geest het toegestaan had, stortte hij een geest uit het Pleroma op haar uit: haar (Sophia's ) paargenoot daalde tot haar af om haar tekortkomingen te herstellen. Hij wilde op zorgzame wijze haar tekortkomingen herstellen.

Zij werd echter niet naar haar eigen eon teruggebracht, maar wegens de grote onwetendheid die zij aan de dag had gelegd, is zij in de negende eon totdat zij haar tekortkoming hersteld heeft.

Deel vijf.

de schepping van het psychische lichaam van de Mens

De schepping van het psychische lichaam van de mens

 

Een stem (van de Onzichtbare Geest) kwam tot haar: “ De Mens bestaat en de Zoon des Mensen!”
de eerste heerser Jaldabaoth hoorde dit; hij dacht dat de stem geen andere herkomst kon hebben (dan van zijn moeder, de Sophia).

 

De volmaakt heilige Vader, de Eerste Mens, maakte zich aan hen bekent in de gestalte van een mens. De Gelukzalige openbaarde zijn gelijkenis aan hen.


(Het beeld weerspiegelde in het water van de chaos (in de wateren van de geschapen chaos van Jaldabaoth) En de helse schare Heerser van de zeven machten boog zich voorover: zij zagen in het water de gedaante van het beeld.

 

Zij (de duistere machten/ Archonten), zeiden tot elkaar: “laten wij een mens maken naar het beeld en de gelijkenis van God”. Zij schiepen hem uit elkaar en al hun krachten en vormden een maaksel uit zichzelf. En elke kracht afzonderlijk, schiep de haar kenmerkende kracht van de ziel.

Ze schiepen haar op grond van het beeld dat zij gezien hadden in nabootsing van hem die vanaf het begin bestond, de Volmaakte Mens. Zij zeiden: “laten wij het Adam noemen, opdat zijn naam en zijn kracht ons een licht zijn”.

 

De samenstelling van het lichaam:

 

En de krachten begonnen bij de basis: de eerste is goddelijkheid: psychisch bot is wat zij maakte.
De tweede is Heerschappij: psychische spieren; de derde is Na-ijver: psychisch vlees; de vierde is Voorzienigheid: psychisch merg, de basis van het hele lichaam. De vijfde is Koningschap: psychisch bloed; de zesde is Begrip: psychische huid de zevende is Wijsheid, psychisch haar. Zij bereiden het hele lichaam en hun engelen stonden bij hen.

 

Uit de zielensubstanties die door de Machten waren voorbereid, (maakte de engelen) het harmonieuze samenstel van leden(maten) en het hele harmonische samengestelde lichaam werd geschapen door de menigte engelen waarover ik hierboven gesproken heb.

 

En er zit geen leven in.

 

En het bleef gedurende lange tijd stilliggen omdat de zeven machten niet in staat waren het op te richten, noch de 360 engelen die de leden(maten) samengevoegd hadden.

 

Opmerking: De schepselen van de duistere machten zijn niet in staat zelf iets tot leven te wekken. Zij kopiëren en plakken, maar bezitten niet de scheppingskracht van de Vader. Zij kennen de vader niet.

 

De ziel als goddelijke kracht in de mens (Geblazen)

 

En de moeder (De Sophia) wilde de goddelijke kracht terugkrijgen die zij aan de ontuchtige Heerser gegeven had. Zij kwam in onschuld en bad tot de Vader van het Al, wiens erbarmen groot is, namelijk de God van het Licht. Hij zond op grond van een heilig beraad de Zelfverwekte (Christus) met de vier Lichten in de gedaante van de engelen van de Eerste Heerser.

 

Zij gaven hem raad met het doel de kracht van de moeder uit hem tevoorschijn te brengen.

Zij zeiden tot hem: “blaas in zijn gezicht iets van de geest die in u is en het maaksel zal gaan staan”.

En hij (Christus), blies hem iets van zijn geest in en het bewoog zich terstond.

 

Opmerking: Het lichaam is dan wel door de duistere machten samengesteld, maar kwam pas tot leven toen de Christus de levensadem inblies. Het lichaam werd dus voorzien van een ziel van Goddelijke volmaaktheid.

 

De overige machten werden onmiddellijk jaloers: hij was immers uit hen ontstaan, zij hadden de mens krachten gegeven die uit hen afkomstig waren, hij droeg de zielen van de zeven machten en hun krachten. En nu zagen zij, dat zijn verstand krachtiger was dan dat van hen allen en dan dat van de eerste Heerser. Zij begrepen dat hij (Adam) vrij was van boosheid omdat hij verstandiger was dan zij en in het licht was gegaan. Zij namen hem op en brachten hem naar beneden, naar de laaggelegen delen van de gehele materie. (Lagere delen van de materie: niet de dichtheid van de aarde, maar het Eden voor de val en heenzending uit het Paradijs)

 

Een gave van de Vader: Begrip van het Licht

 

Maar de gelukzalige Vader is een barmhartige weldoener, hij ontfermde zich over de kracht van de moeder, die uit de eerste Heerser was gebracht om over het lichaam macht uit te oefenen. Hij zond de goede geest, zijn erbarmen uit als helper van de eerste die naar beneden gegaan was en Adam genoemd wordt (en deze helper is), Begrip van het Licht, die door hem ‘Leven’ genoemd werd.

Zij is het die voor de hele schepsel werkt, door er samen mee te lijden en het tot zijn eigen tempel op te richten, het te informeren over de neerdaling van zijn tekortkoming en het zijn opstijging te doen kennen. En Begrip van het Licht was in hen verborgen (in de schelp van het hart), opdat de Heerser het niet zouden merken en tevens (onze Zuster Sophia), Wijsheid, die op ons lijkt, door Begrip van het Licht haar tekortkomingen zou herstellen.

 

Deel zes.

De schepping van het fysieke lichaam, het Paradijs en de verbanning

De schepping van het stoffelijke lichaam

 

En de mens straalde vanwege het Lichtdeel dat in hem is en zijn denken overtrof dat van degene (de Archonten), die hem geschapen hadden. En zij bogen zich naar hem toe en zagen dat de mens hen overtrof. Zij overlegden met de gehele engelenschare van de Heersers (Van Jaldabaoth) en hun overige krachten. Toen vermengden het vuur en de aarde zich met het water en de lucht. Zij verbonden zich met de vier vurig waaiende winden, waarbij ze aan elkaar kleefde en één groot mengsel werden.

 

Zij brachten hem (Adam) in de schaduw van de dood en maakten nogmaals een schepsel, nu uit aarde, water, vuur en wind. D.w.z. uit de materie, de duisternis, de begeerte en de vijandige Geest.

Dit is de boei, dit is het graf van het maaksel van het lichaam dat de mens werd aangedaan als band aan de materie. Dit is de eerste die naar beneden gekomen is en de eerste die afgescheiden is. Maar de Gedachte van het eerste Licht is in hem en maakt zijn denken wakker.

 

Het paradijs.

De eerste Heerser (Jaldabaoth) nam hem mee en plaatste hem in het paradijs, waarvan hij (Jaldabaoth) zei dat het voor hem ‘een genot’ was, namelijk om hem (Adam) te bedriegen. Want hun genot (nl, de Heersers), is bitter en hun schoonheid is wettenloosheid en hun genot is bedrog en hun boom is goddeloosheid, hun vrucht een ongeneeslijk vergif en hun belofte is voor hem de dood.

Hun boom hielden zij voor de Boom des Levens. Ik zal u zeggen wat het geheid van hun leven is: het is hun namaakgeest die uit hen afkomstig is, met als doel hem (Adam) te doen afdalen, zodat hij zijn Volkomenheid niet kent. ( de roes der vergetelheid/onwetendheid van Zijn).

Die boom is al volgt: Zijn wortel is bitter, zijn takken zijn schaduwen des doods, zijn bladeren zijn haat en bedrog, zijn hars is een zalf van slechtheid en zijn vrucht is de begeerte van de dood. Zijn zaad ontkiemt is (de duisternis); de verblijfplaats van hen  die ervan proeven is de onderwereld.

De boom echter, die door hen’ om te kennen goed en kwaad’ wordt genoemd, is Begrip van het Licht. Wegens haar werd bevel gegeven daarvan niet te proeven. D.w.z. naar haar niet te luisteren. Het bevel was immers tot hem (Adam) gericht, opdat hi niet zou opzien naar zijn Volkomenheid en zijn naaktheid betreffende zijn Volkomenheid niet zou bemerken. Maar ik heb hem ertoe gebracht, te eten.

 

Ik(Johannes) zei tot hem: ‘Christus, was het dan niet de slang die haar (Eva) onderrichtte?’
Hij Lachte en zei: “de slang leerde haar de voortplanting van begeerte, bedoezeling en verderf, want die zijn hem van nut.

 

De schepping van Eva

 

Opmerking: de eerste alinea beschrijft de roes waar Adam in werd ondergedompeld.

 

En hij (Jaldabaoth) begreep dat hij (Adam) niet naar hem zou luisteren omdat hij verstandiger was dan hij. Hij wilde de kracht naar buiten brengen die hij aan hem gegeven had en hij wierp een (Roes) bewusteloosheid op Adam.

 

Ik (Johannes) zei tot hem: Christus, wat is bewusteloosheid? Hij zei: niet zoals Mozes heeft gezegd; hij liet hem inslapen, maar hij bedekte zijn zintuigen met een sluier en maakte hem zwaar (als onder een diepe roes) van gebrek aan waarnemingsvermogen. Hij heeft ook immers gezegd door de profeet: ik zal de oren van hun harten zwaar maken opdat zij niet begrijpen en opdat zij niet zien.

 

Begrip van het Licht was toen in hem verborgen en hij (Jaldabaoth) wilde haar graag uit de rib (Ribo= desoxiribonucleïnezuur) tevoorschijn brengen. Maar Begrip van het Licht kon, omdat zij ongrijpbaar was, door de duisternis niet bereikt worden, toe deze (duisternis) haar achtervolgde.

Hij wilde de kracht toch uit hem tevoorschijn brengen (en maakte opnieuw een maaksel met de gedaante van een vrouw. Hij plaatste haar voor hem (Adam), niet zoals Mozes gezegd heeft: ‘Hij nam een rib en schiep de vrouw naast hem.

 

Terstond werd hij (Adam) nuchter van de dronkenschap der duisternis. (for the time being)

Begrip van het Licht nam de sluier die over zijn geest lag weg. Terstond toe hij zijn (eigen) natuur ontdekte, zei hij: Dit nu is been van mijn gebeente en vlees van mijn vlees. ‘Daarom zal de mens zijn vader en moeder verlaten en zijn vrouw aanhangen en zij zullen beiden tot één vlees zijn. Want de paargenoot van de (Sophia) moeder zal uitgezonden worden en zij zal hersteld worden.

Daarom noemde Adam haar de ‘moeder van alle levenden’.

 

De verdrijving uit het Paradijs

 

Door de autoriteit van boven en door haar verschijning leerde Begrip hem de kennis d.m.v. de boom, in de gedaante van een adelaar. Zij leerde hem de kennis te eten, opdat hij zich zijn Volkomenheid zou herinneren, want beiden waren het lijk der onwetendheid.

 

Jaldabaoth begreep dat zij bij hem vandaan gingen. Hij vervloekte hen en voegde er ten aanzien van de vrouw nog aan toe dat de man over haar zou heersen, zonder dat hij (Jaldabaoth) het geheimenis kende dat op grond van het heilig beraad van de hoogste had plaatsgevonden. Zij waren echter bevreesd hem (op hun beurt)te vervloeken en zijn onwetendheid aan al zijn engelen bekent te maken. Hij wierp hen uit het paradijs en bekleedde hen met een donkere nevel.

 

Opmerking: Jaldabaoth is bevreesd dat zijn schepselen erachter zouden komen dat hij de Vader niet kent en dekt zich in. Zouden zijn schepselen weten dat hij idd niet alleen is en de kracht aan zijn moeder (Sophia) onttrekt, dan verliest hij de macht en zouden de schepselen van de duisternis er voor kunnen kiezen zich tot het licht te bekeren.

Voor het vervolg van deze openbaring betreffende het scheppingsverhaal, verwijs ik u naar de pagina hierna, getiteld "Het aardse leven vanaf Kaïn en Abel

Rating: 3 sterren
2 stemmen